Vaardigheden zorgen ervoor dat je een handeling bekwaam kunt uitvoeren. Of ook wel het toepassen van de opgedane kennis. Je kunt dus ook wel stellen dat kennis opdoen, de basis is van elke vaardigheid.
Vaardigheden zijn er 2 grote groepen. De praktische vaardigheden en de academische vaardigheden. Samen worden die ook wel de hard skills genoemd.
Praktische vaardigheden
Praktische vaardigheden, ook wel technische vaardigheden genoemd, leiden tot een resultaat. Ze zijn testbaar. Voorbeelden zijn:
- Computer vaardigheden: Typen, programmeren, …
- Spalken
- Timmeren
- Nieten
- Snoeien
- Zwemmen
- Fietsen
- Koken
- Statistiek
- Ontwerpen
- Kast in elkaar zetten
- Uitdrukkingsvermogen (mondeling en/of schriftelijk)
- Talenkennis
- …
Een test van een vaardigheid is bijvoorbeeld: Iemand een fiets geven en vragen over een paadje ergens heen te rijden. Lukt dit dan weet je dat deze persoon de fietsvaardigheid onder de knie heeft.
Academische vaardigheden
Academische vaardigheden leiden net zoals de praktische vaardigheden tot een resultaat. Deze vaardigheden oefen je in universiteiten en onderwijs. Daarnaast zijn ze ook veel abstracter van aard dan hun praktische tegenhanger.
De grootste groep van academische vaardigheden zijn lees-, denk- en schrijfvaardigheden die je nodig hebt om goed onderzoek te kunnen doen, bronnen te beoordelen en natuurlijk het voor het schrijven en beoordelen van onderzoeksrapporten. Voorbeelden zijn:
- Analytisch denken
- Betrouwbare bronnen gebruiken
- Ondernemend denken
- Kritisch denken
- Redeneren
- Onderbouwen
- …
Vaardigheden leer je niet uit een boek. Maar door de opgedane kennis in de praktijk toe te gaan passen. Vaardigheden en hard skills zijn testbaar. Je kunt namelijk zien of iemand kan fietsen of niet. Je kunt de bronnen ook zelf controleren en je ziet ook de redenering ontstaan op papier.
Vaardigheden zijn net als kennis en kwaliteiten onderdelen van competenties. In “Wat zijn competenties?” vind je terug hoe ze zich tot elkaar verhouden en wat de verschillen zijn.